Onderwijsvernieuwers die docenten willen helpen met het tot stand brengen van onderwijsinnovatie met ict vinden hier inspiratie en keuzehulp om dit te organiseren. Bij een aantal hogeronderwijsinstellingen is onderzocht hoe zij docenten in staat stellen hun onderwijs te vernieuwen.
5 keuzes voor het organiseren van onderwijsinnovatie
Bij het vergelijken van de casussen ontstond een beeld van 5 verschillende basale keuzes die gemaakt moeten worden bij de organisatie van de ondersteuning. Wil je onderwijsinnovatie met ict naar een hoger niveau tillen dan is het verstandig om over deze keuzes na te denken en keuze te maken voor binnen je eigen instelling.
Centraal innovatieprogramma of staande organisatie?
Alle geïnterviewde hogeronderwijsinstellingen kiezen ervoor om een centraal programma op te zetten. Daarmee willen ze onderwijsvernieuwing met behulp van ict in een stroomversnelling brengen. Voor een instelling die net begint met onderwijsinnovatie, is een projectmatige aanpak onontbeerlijk, vinden alle geïnterviewde instellingen. Een goed uitgevoerd project of programma geeft meer mogelijkheden om te experimenteren, om uit te vinden waaraan behoefte bestaat bij docenten, om flexibel te reageren op ontwikkelingen en om waar nodig snel uit te breiden.
Bottom-up of top-down?
Alle geïnterviewde instellingen vinden dat docenten eigenaar moeten blijven van het onderwijs. Als je daarnaast het onderwijs wilt verbeteren met behulp van ict, zul je iedere afdeling bewust moeten maken van de meerwaarde ervan. Dat betekent dat docenten zich eigenaar moeten voelen van onderwijsveranderingen, dat faculteiten docenten stimuleren om blended onderwijs te ontwikkelen en dat onderwijsdirecteuren en managers de noodzaak van innovatie voelen. De lead voor een herontwerp van een vak ligt weliswaar bij de docent, maar nog niet iedereen is klaar om grote stappen te maken. Het bereiken van early adopters is niet zo moeilijk, maar hoe krijg je de grote massa in beweging? Het is aan de instelling hoe groot de ‘bemoeienis’ van decanen, bestuurders en directeuren moet zijn. Stimuleer je onderwijsvernieuwing door initiatieven van onderaf te ondersteunen, leg je van bovenaf op dat alle opleidingen zich moeten bezighouden met een herontwerp van het onderwijs, of kies je voor een tussenweg?
Centrale of decentrale ondersteuning?
Vier van de vijf geïnterviewde instellingen werken momenteel aan centralisatie. In één centrum worden verschillende disciplines op het gebied van ondersteuning en professionalisering samengebracht. Het gaat dan bijvoorbeeld om professionaliseringstrajecten, onderwijskundig onderzoek, audiovisuele ondersteuning, fysieke ruimte om te experimenteren en initiatieven op het gebied van kennisdeling. Nu bevinden die zich vaak nog op verschillende locaties binnen de instelling, Iedere instelling zal moeten kiezen of de docentondersteuning centraal of decentraal plaatsvindt, of dat er een tussenoplossing is.
Experts opleiden of inhuren?
Alle geïnterviewde instellingen stellen multidisciplinaire teams samen voor het vernieuwen van onderwijs met behulp van ict. Een team kan behalve uit docenten bijvoorbeeld bestaan uit onderwijskundigen, student-assistenten, e-learning developers, instructional designers, een animator, een editor en een marketingprofessional. Instellingen moeten zichzelf de vraag stellen of ze alle benodigde expertise in huis hebben om het gewenste niveau te halen, of dat er een aanvulling nodig is. Welke expertise is er structureel nodig, welke slechts af en toe? Leid je daarvoor mensen op, neem je ze van buiten aan, of huur je ze in? Of heb je genoeg aan studenten met voldoende kennis van zaken?
Extra waardering of onderwijsinnovatie zien als onderdeel van het takenpakket?
Alle geïnterviewde instellingen willen onderwijsinnovatie vooral organiseren door het stimuleren van docenten die er al mee bezig (willen) zijn. Ze hopen daarmee dat het enthousiasme voor onderwijsvernieuwing zich als een olievlek verspreidt. Deze waardering voor onderwijsvernieuwing is essentieel om de grote groep meer behoudende docenten mee te krijgen. Die waardering kan voor docenten op allerlei manieren vorm krijgen:
- meer salaris
- meer tijd om hun onderwijs opnieuw te ontwerpen
- meer aandacht voor de prestatie die ze leveren
- interesse van peers
- waardering van studenten
- positieve invloed op hun carrière
Waardering betekent ook dat mislukte experimenten niet worden afgestraft. Iedere instelling zal zichzelf de vraag moeten stellen of onderwijsvernieuwing binnen hun instelling wordt gewaardeerd. Het is natuurlijk ook mogelijk dat een instelling onderwijsinnovatie niet beloont, omdat ze het beschouwt als een normaal onderdeel van de taak van de docent.